Inge Stravers

Niemand kan zowel verbaal als fysiek zo de remmen losgooien als Inge. Op de speelvloer kan ze janken van ellende, briesen van woede, jubelen in bewondering; altijd met bijpassende ongecontroleerde inzet van haar lijf. Hoewel ze daar enorm van kan genieten is dat opmerkelijk genoeg zeker niet altijd het geval; soms zet ze het eenvoudigweg functioneel in omdat de voorstelling erom vraagt. Waar de rest van de groep op zo’n moment nog aan de zijlijn staat te talmen met gedachtes als ’tja, er zou nu wel iets bombastisch en dynamisch mogen gebeuren, maar wat zal ik eens doen…?’ dan heeft Inge zich al vol overgave op de spelvloer geworpen. Je hoort haar bijna denken: ‘Niet zeiken, dit is nu eenmaal wat er moet gebeuren. Wat ervan komt, zien we later wel weer.’ Een dergelijke branie is iets wat de meeste improspelers simpelweg nooit zullen bereiken maar die Inge zich op de een of andere manier vroeg eigen heeft gemaakt, tot grote dankbaarheid van haar medespelers.

Maar Inge is van meer markten thuis. Compleet tegenovergesteld aan het bovenstaande beschikt ze namelijk ook over een uiterst zachte en liefdevolle kant. Als je een top tien zou maken van de tederste fluisteringen, mooist gestolen kussen en meest liefdevolle omhelzingen in TAS-scènes dan kun je er donder op zeggen dat Inge er in zeker driekwart van de gevallen bij betrokken was. Ook het durven tonen van oprechte fysieke intimiteit is zeker niet iedereen gegeven maar Inge deinst daar gelukkig niet voor terug.